Onrustig liep Leyla over het strand, ze zou hier niet moeten zijn, het voelde gevaarlijk aan hier. Ze rook verschillende geuren die ze nog nooit had geroken. Dierlijk en toch mensachtig, een verschrikkelijke stank. Waarom was ze ook naar hier gegaan, dat was het domste idee dat ze in haar bestaan al had gehad. Ze was gewoon wat aan het ronddwalen geweest in het bos, toen de bomen ineens plaatsmaakte voor een uitgestrekt strand. Ze had haar nieuwsgierigheid niet kunnen onderdrukken, waar ze nu wel spijt van had. Ze hoorde verschillende geluiden om haar heen, de wind die om haar oren woei, het gesplets van het water tegen de rotsen, voetstappen van mensen in de verte, en voetstappen van dieren, overal om haar heen. Het maakte haar verontrust. Leyla begon iets sneller te lopen. De wind draaide en ineens rook ze nog iets anders. Een vampier. Leyla liep nu snel richting de geur. Toen ze de vampier in haar gezichtsveld kwam riep ze naar haar. ‘hey, wat doe jij hier, het is hier geen plaats voor vampieren.’