Een nieuwe zilveren Mercedes reed over de weg die zich tussen de bomen door kronkelden. De motor van de auto klonk geruisloos stil voor menselijke oren en in combinatie met de nieuwe banden scheurde deze fijntjes over het asfalt. Anna genoot van haar nieuwe aanwinst. Normaal gesproken was ze niet zo van de auto´s, maar omdat het wel weer eens tijd werd dat ze naar een baan ging zoeken, werd het ook wel weer eens tijd voor een nieuw vervoersmiddel. De afgelopen jaren veel met het vliegtuig afgereisd dus dit zorgde wel voor de nodige afwisseling.
Haar donkerrode ogen staarden naar boven naar de grauwige lucht die af en toe boven haar langs schoot tussen het bladerdek door. “Perfecte weersomstandigheden.” mompelde ze, en glimlachte. Sinds haar gesprek met Effy in Italië, was ze nieuwsgierig geworden naar dit plaatsje waar zij gewoond had. Er verscheen ook een treurige blik in haar ogen bij de herinnering aan het meisje. Het laatste wat ze gehoord had van haar was dat ze Anna’s familie onder ogen ging komen voor wat ze gedaan had in Italië en dat kon alleen maar fout afgelopen zijn. Ze beet op haar lip, terwijl haar nieuwe auto verder schoot door de schermer. Het liep al tegen de avond aan en Anna begon eigenlijk wel trek te krijgen. Het branderige gevoel in haar keel liet haar niet met rust. Ze had dan ook nog niet de mogelijkheid gevonden te eten sinds ze gearriveerd was in Seattle en nu bevond ze zich in de middle of nowhere. Ze wilde ook niet ergens misschien een nieuwe start maken met een dorstig gevoel.
Ze zuchtte en drukte zachtjes de rem in. Met haar knipperlicht aan naar rechts, parkeerde ze haar auto in de berm, aan de rand van de rechterkant van het bos. Ze stapte uit, gelijk verwonderd door alle geluiden om haar heen. Ze had al veel jungles, reservaten en bossen bezocht in haar leven, maar iedere keer werd ze weer overweldigd.
Anna rekte zich een moment uit, waardoor het groenkleurige lange hemd met kanten rand wat ze aan had omhoog kroop. Ze trok het naar beneden en trok haar korte bruin leren jack recht. Om haar hals droeg ze een mosgroene sjaal van dunne stof die zachtjes wapperde in de wind. Uit de zak van haar spijkerbroek haalde ze een elastiekje te voorschijn en bond haar lange golvende bruinrode haar bijeen. Enkele plukjes vielen langs haar gezicht, maar dat deerde haar niet.
Toen begon ze haar tocht door het bos. Met haar neus iets omhoog geheven speurde ze het bos af op zoek naar een slachtoffer. Het was onwaarschijnlijk dat ze hier iemand tegen zou komen die voor haar een waardig slachtoffer zou kunnen dienen. Ze koos haar ‘voedsel’ meestal zorgvuldig uit, op basis van karakter. Voor haar was het geen probleem uit te vogelen wie goed was en wie slecht, daar had ze haar gave voor. Maar hier in het bos was de keuze nogal klein. Slechts enkele boswandelaars rook ze in de verte en een eindje verder het bos in, stuitte ze op twee jagers. Haar ogen vernauwde zich iets terwijl ze zich verstopte achter de stam van een dikke boom. De jagers merkte haar uiteraard niet op, als vampier was je nu eenmaal goed in het ‘geen geluid maken’. Ze bestudeerde de jagers een moment. Beide vaderlijke types, dus waarschijnlijk hadden ze kinderen thuis. De één was wel lichtelijk aangebrand en niet echt betrouwbaar op het gebied van de liefde, maar wel iemand die zijn eigen kroost nooit in de steek zou laten.
Anna zuchtte…die kon ze niet aanvallen.
Misschien zou ze dan toch maar voor een dier moeten gaan. In dit bos waren er genoeg en als het goed was, gezien de twee jagers, was het jachtseizoen ook weer geopend. Anna trok haar neus iets op. Ze hield eigenlijk niet zo van dierenbloed, maar soms had ze geen andere keus. Ze liet zich op haar hurken zakken en bleef zo zitten. Haar hoofd achterover rustend tegen de stam van de waarschijnlijk oeroude boom. Ze sloot haar ogen en glimlachte lichtjes door alle geuren om haar heen.