Automatisch was hij achter de grootste stank die te vinden was achtergegaan. Mensachtig, maar bepaald niet prettig. Voor de lol had hij onderweg wat nietsvermoedende wandelaars gedood. Hij had de geur gevolgd omdat hij nieuwsgierig was en het misschien iets was waar je makkelijk op kon jagen. Al leek hem dat iets te moeilijk met die stank. Na een poosje bleef hij zitten in een boom. Wat was dit voor ding wat die stank veroorzaakte? Lowell begon op nieuw van boom naar boom te springen, sneller dan eerst en op een gegeven moment, toen de geur sterker werd, zag hij een wolf staan bij een beekje. Een grote wolf. Zijn ego zei meteen dat hij die aan kon en natuurlijk geloofde hij zijn ego ook, al bleef hij staan in de boom. Ego of niet, het was een dier. Een dier was makkelijk uit te schakelen, alleen minder makkelijk dan een mens. Maar waarom zou je een dier doden? Ze stonken. En toen opeens veranderde het beest in een meisje. Hè? Lowell knipperde even met zijn ogen. Waar was de wolf? En waarom was die rotgeur nog steeds? Uiteindelijk sprong hij de boom uit. “Waarom veroorzaak jij zo’n stinkende rot geur?” grauwde hij boos in de richting van het meisje, een paar honderd meter verderop. Door die rotgeur kon hij zich nauwelijks concentreren, maar eigenlijk was dat niet nodig.. Als ze een mens was, zou ze hem niet kunnen horen. Automatisch dook hij in een verdedigende houden, afwachtend. Bah, wat een meurende lucht.