effy liep het bos in. De rand was niet ver van de school, dus daar was ze snel. Ze hoopte, en dacht ook wel dat het zo was, dat simonella had gezien waar ze heenging en dat ze zou volgen. Enkele meter na het begin van het bos stopte ze met lopen en bleef ze wachten op simonella. ook al was de rand zo dichtbij, het bos was meteen heel dicht, ondoordringbaar. Alsof je al diep in het bos was en nog uren zou moeten lopen voor aleer je terug in de bewoonde wereld was. het was vreemd, maar ook wel goed. Het gaf een beschuttend gevoel. Veilig. Hier rook je de geur van vampieren, mensen en gedaantewisselaars heel goed. Veel meer dan in de stad, op de mensengeur na dan. Je voelde dat het hier krioelde van vreemde wezens waar mensen doodsbang van moesten zijn. maar dat waren ze precies niet, want ook de menselijke geur was hier sterk aanwezig. Maar ja, natuurlijk wisten ze het gevaar van het bos niet echt. Er moesten hier vele mensen zijn omgekomen door hun onwetendheid. Effy had nog nooit iemand in het bos vermoord, dat vond ze wreed. Al was vermoorden op zich al wreed. Maar als je het dan deed in een donker, beklemmend decor als het bos, nee dat wou ze niet. Als die mensen dan toch dood moesten, dan liefst niet als ze doodsbang waren door het gebrek aan ontsnappingsmogelijkheden. Effy draaide zich om naar de rand van het bos om te kijken waar simonella bleef.