Harley was als een jong veulen over het veld in Forks aan het razen. De wind waaide zijn haar alle kanten op, maar dat kon hem op dit moment niet veel schelen. In de verte hoorde Harley een kraai lawaai maken. Harley liep richting het geluid, hij had wel zin om het beest eens op de hielen te zitten als een kat en er wat mee te sollen, niet dat hij het beest kwaad zou doen… Al snel kwam hij dichter en dichter en toen hij al redelijk dicht was stopte hij plots met lopen, wat resulteerde in een paar koprollen. Harley was gestopt omdat hij plots de vreselijke geur van een weerwolf had geroken. Mijn doordat Harley redelijk snel gelopen had, redelijk laat en abrupt gestopt was en dus redelijk ver rolde, kwam hij vlak bij de kraai tot stilstand. De vogel verschoot en vloog weg. Harley zette zich sukkelachtig recht, alsof hij dronken was. Even bleef hij staan om vervolgens zijn blik rond te laten gaan. Hij zag het weerwolfmeisje dat hij daarnet geroken had staan. “Eurm” zei Harley even verward. Vervolgens schudde hij zijn hoofd en keek hij weer naar het meisje. De vorige keer was hij kortaf geweest tegen een weerwolf en had zijn meester hem onder zijn voeten gegeven, dus veronderstelde Harley dat hij tegen alle weerwolven vriendelijk moest zijn, wat hem eigenlijk ook beter af ging. “Hooi,” zei hij met een brede glimlach, “ik ben Harley!” Harley glimlachte vriendelijk naar het (vond hij) vreselijk stinkende meisje.